Steenokkerzeel ligt op de overgangsstrook van zand- en leemstreek. De gemeente strekt zich uit in het centrum van een breed uitdeinend plateau tussen de Woluwevallei en de bossen van Melsbroek, Peutie, Perk en Kampenhout. Met het aanpalend Saventerlo vormt dit gebied een uitgelezen terrein, waarop de nationale luchthaven werd gevestigd. Het zijn precies de vliegvelden van Melsbroek en Zaventem, die de drie landelijke dorpen, waaruit de fusie Steenokkerzeel bestaat, tijdens de jongste halve eeuw een stijgende woonfunctie hebben bezorgd.
Wie weet nog te vertellen hoe de Steenokkerzelenaars aan de spotnaam 'kaasboeren' kwamen?
Welnu, vele werklui werkten rond 1870 aan de bouw van kerken en paleizen. Fraai uitgedost dankzij hun ruim gewin, genoten ze de meeste bijval bij de jongedames op kermissen in de buurgemeenten. Na een strenge en lange winter, toen het werk in de hoofdstad maar niet wilde hervatten, waren ze al blij als ze in hun dorp zelf bij de boeren een armzalige kaas van eigen fabricage konden verdienen. Bij gelegenheid van de volgende Sint-Bernarduskermis namen de buurjongens weerwraak. Met een zelfgemaakt 'kaasschip' op wielen trokken zij het dorp binnen. De mast hing vol kaasmandjes en een bende luidkeels zingende vechtjassen kwam de Steenokkerzeelse jongemannen uitdagen. Die mankeerden niet, want ze gingen er met knuppels en messen op los. Er zouden zelfs twee doden gevallen zijn. De zege voor de Steenokkerzelenaars had niettemin een bittere nasmaak vanwege de schimpnaam 'kaasboeren'.
Op de wijk 'Wambeek' bestaat er een de Prooststraat, maar wie kent die man nog ?
Hij is de enige Steenokkerzeelse pastoor (1902 - 1920), aan wie deze eer te beurt viel, wellicht omdat hij een erg joviale grapjas was en anderzijds ook best tegen de weerbots kon. Een trouwlustig jongmens vertelde dat hij na zijn trouw bij zijn schoonmoeder zou gaan inwonen. Waarop de Proost fluks wedervoer: "Zal dat wel gaan, twee kloeken op éne nest ?"
Een stokoude hoeveknecht, die vrouw noch kinderen had, lag op zijn laatste. Hij wenste al zijn spaarcenten aan de kerk te geven, mits een eeuwigdurende jaargetijde. "Tot in de eeuwigheid", merkte de dorpsherder op, "dat duurt lang, hoor!" Waarop het mannetje gevat antwoordde: "Maar dood zijn, meneer pastoor, dat duurt ook lang, zulle."
De parochie Humelgem mag zich op wat anders beroemen. Haar Sint-Katarinakerkje, stammend uit de tiende eeuw, is werkelijk een archeologisch curiosum. Als uit een doos van Pandora liggen hier inderdaad verscheidene bouwstijlen uitgestald. Het oude bleef bewaard, waaraan telkens nieuwe delen werden toegevoegd. Ook hier leefde een merkwaardige figuur: pastoor Vincent Vander Hulst, een boom van een vent, een eigentijdse 'Don Camillo' zeg maar!
Maar de Perkenaars lieten zich ook wel van hun dapperste kant zien: dorpsheer Guilielmus de Baronaige onderscheidde zich door ten jare 1622, toen een Hollands detachement Brabant was binnengedrongen tot over de Dijle, een plaatselijke veldslag te winnen. Geholpen door zijn schoonbroer, Frederik de Marselaer, verzamelde hij inderhaast boswachters en landbouwers en aan hun hoofd drong hij de vijand terug uit de omgeving van Perk en Vilvoorde.
Melsbroek heeft altijd erg van legenden en folklore gehouden. De framassons speelden rond 1880 een curieuze rol in het Melsbroekse volksleven. Het kasteel van Huinhoven werd toen bewoond door de 'groenen doctoor' Carolus Rayé, die de naam van 'franc-maçon' ofte vrijmetselaar had. Zijn ganse domein was grotendeels op Melsbroek gelegen en via een stenen brug over de Lopendebeek met het dorp verbonden. Als hij met zijn vrienden-framassons naar Brussel toog, galoppeerden vurige paarden voorop, daarachter bolde de zwarte koets van 'Pé Rayé', bespannen met zes gitzwarte paarden. Niemand mocht hen zien, anders namen ze hem mee. Zodra de muziek weerklonk, werden gauw de blaffeturen dichtgeklapt. Ze namen de gluurder mee en zetten hem op een onbekende plek af. De hele nacht doolde hij van hier naar daar, om ten slotte bij 't morgenkrieken weer doodmoe thuis aan te landen.
Doordat Sint-Martinus kerkpatroon van Melsbroek is, was er ook lokale folklore aan zijn naam verbonden. In Melsbroek waren het mettertijd kinderfeesten geworden, omdat Sint-Maarten zich ontfermde over de armen en de minderen. Als na de aardappeloogst het droge loof werd verbrand, heette dat "Mettekensvier", dialect voor Sint-Maartensvuur. De kinderen lieten aardappelen gaar bakken op het vuur (kazakken). Die geplogenheid heeft nog bestaan tot rond 1940.
Melsbroek knoopt de jongste tijd weer aan met dit volksgebruik, op de vooravond van het naamfeest van Sint-Martinus, met een lichtstoet door de dorpsstraten, vervolgens het Mettekensvier en tenslotte de uitdeling van een "haantje op een spaantje" (koek op een stokje gespietst) door de Sint himself aan de schooljeugd.
Met ingang van 01 januari 1977 vormen de gemeenten Melsbroek en Perk samen met Steenokkerzeel één fusiegemeente.
(uit 'Steenokkerzeel, Perk en Melsbroek in oude prentkaarten' door Jos Lauwers).
Overige werken van de auteur (te verkrijgen in lokale boekhandels):
- Het verleden der gemeente Melsbroek - 1200 jaar geschiedenis.
- Steenokkerzeel en Humelgem in verleden en toekomst
- Perk, het kleine dorpje van de grote Teniers.